De Davidslier

Geschiedenis

De Davidslier is vooral bekend om zijn naam vanwege de man die er op speelde.

Zo rond 1000 voor Christus heeft Israël zijn eerste koning: koning Saul. Hij was een goede koning maar op latere leeftijd leed hij aan zwaarmoedigheid. Het was dus belangrijk dat hij wat afgeleid werd en tot zijn verstrooiing werd de herdersjongen David bij de koning geroepen. David bespeelde lier en moest voor koning spelen. De lier was in die tijd een heel populair instrument. De liersoort werd bespeeld van Egypte tot Mesopotamië.

Wat het spel van David bijzonder maakte was dat hij de lierr niet met een plectrum speelde, zoals destijds gebruikelijk was. Hij bespeelde het instrument met zijn vingers! Het moet de lier een veel aangenamere klank hebben meegegeven. Toen de eerste vertaling van de bijbel uitkwam was de lier allang verdwenen. Het instrument dat David ‘met de hand’ speelde werd voor harp aangezien; dat instrument kende men toen wel. Vandaar dus de naam Davidsharp. Al is het historisch gezien een Davidslier.

Het is Bart Sierhuis geweest die de lier verder tot ontwikkeling heeft gebracht en dan met name het vrijliggende klankdeel.

Bart Sierhuis, als zoon van een timmerman,  oorspronkelijk bankwerker van beroep, kwam eind jaren-60 in aanraking met de lier door zijn verstandelijk beperkte dochter, die hij goede zorg wilde bieden, die hij zou vinden in de heilpedagogiek. Zijn grote interesse in deze filosofie en houtbewerking zou hij later combineren in de functie van leraar handenarbeid aan een instelling in Zeist. In die periode waar hij Irmin Everbag leerde kennen en waar hij een uitwisseling van gedachten kreeg over de lier, destijds alleen gebouwd door Lothar Gärtner, waarop leerlingen speelden. Het instrument, bezat nog steeds de nasale klank, zoals de instrumenten vroeger klonken. Inmiddels was de harp al verder in haar klank ontwikkeld, en dat dwong Sierhuis na te denken over een manier de lier ook te verbeteren in haar klank. Een beetje zoals Koning David, die ook al bezig was met het verbeteren van de klank. In de geschiedenisboeken werd zijn aandacht getrokken naar het verhaal van Koning David en ging met dat beeld aan het experimenteren en bouwde van hout zijn eerste verbeterde lier, een Harpina, noemde hij haar.

Het geheim

Na intensieve samenwerking met Irmin, en vele verbeteringen ontstond een volledig nieuw ontworpen lier (hij noemde haar Davidsharp) bestaande uit een romp in een gespiegelde D-vorm, die het beeld van Koning David symboliseert, met daarin een los liggende klankkast, die de resonantie van de snaren op een andere manier laat klinken, en verantwoordelijk is voor een diepere warme klank, en met name de nagalm verminderde, waardoor de harmonische klank bij het samenspelen verbeterde.

Bij een ‘oude type’ lier waar de romp en het klankdeel uit één stuk hout wordt vervaardigd, resoneert al het hout mee, dat een nasale klank voorbrengt, en een langdurige nagalm geeft, waardoor een melodie klinkt als een harmonie (meerdere tonen tegelijk). In Afrika was men hier waarschijnlijk ook mee bezig geweest, omdat het schaalvormige klankdeel ook los bevestigd was aan de twee stelen waaraan de dwarsbalk bevestigd was.

Ook bewerkstelligde Sierhuis een eenvoudiger techniek, door gebruik te maken van omwoelde stalen snaren, waardoor de vingertoppen makkelijker een vollere klank vormen.

Bij gewone stalen snaren moet veel meer druk worden uitgeoefend om een goede klank te krijgen, iets dat voor kinderen, die nog niet zoveel kracht bezitten, helemaal veel moeite vraagt.

In 1998 heeft Albert ter Beek het werk van Bart Sierhuis overgenomen, Waarbij Albert ter Beek diverse wijzigingen heeft aangebracht die allemaal het doel hadden om de lier te verbeteren.

De huidige lier is een eigentijds liersoort, waarvan het klankdeel los in de romp wordt gelegd. Het klankdeel kan daardoor vrij resoneren, de spanning van de snaren wordt opgevangen door de romp. De romp is van gelaagd hout. Het klankdeel wordt opgebouwd uit diverse houtsoorten. Het bovenblad kan gemaakt worden van een houtsoort naar voorkeur. Elke houtsoort heeft een andere manier van resoneren waardoor er een klankkleur kan worden gevonden die iemand persoonlijk aanspreekt. Meestal wordt er essen en berken gebruikt. De snaarbrug is gemaakt van citroenhout. Dit is een zeer sterke houtsoort die de trillingen van de snaren zonder geluidsverlies overbrengt op de klankkast.